Verhalen

Rineke Dijkinga - Groot feest door een Westerwoldse mol

Rineke Dijkinga
Een sprookje over de Westerwoldse mol Foto: Mariska de Groot

Rineke Dijkinga schrijft sprookjes. Tijdens Kampvuur in Westerwolde vertelde ze het sprookje van de Westerwoldse mol.

Er was eens…….
…een wijze, al wat oudere mol. Met zijn 5,5 jaar en grote kennis gold hij in Westerwolde een beetje als de pater familias, als leraar van alle jonge molletjes. Voordat zij Westerwolde in trokken, leerde hij de jonkies hoe zingevend hun levenstaak was; met hun noeste graafwerkzaamheden de bodem zo gezond mogelijk houden.

Eigenlijk wat eentonig werk om een leven lang te doen. Omdat hij ze er met veel liefde, passie en plezier voor wist te enthousiasmeren en altijd vrolijk was, gaven ze hem de naam Monter de mol.

de ‘bovengrondsen’ lieten zich nogal negatief uit in het Dagblad van het Noorden over de noeste arbeid van de mollen

Rineke Dijkinga

De laatste tijd was het echter een beetje onrustig ondergronds. De jonge molletjes hadden wat meer bovengrondse contacten – best uniek, want mollen leven nogal op zichzelf – en hoorden dat de ‘bovengrondsen’ zich nogal negatief uitlieten in het Dagblad van het Noorden over hun noeste arbeid. Ze zouden voor lelijke landschappen zorgen met akkers ‘die eruitzien als maanlandschappen met kraters’. En de taluds van het Ruiten Aa kanaal ‘als pubersgezichten onder de puisten’. (Deze laatste twee zinnen komen overigens letterlijk uit een krant en zijn dus niet verzonnen voor het sprookje)

Monter de mol kon het bijna niet geloven. Hij had gehoord dat de nuchtere Westerwolders van hun landschap en natuur hielden, dus dit moest wel nepnieuws zijn. Toch maakte hij de jonge mollen voor de zekerheid nog duidelijker dat ze geen gangen groeven om de ‘bovengrondsen’ te pesten maar dat ze dat deden als bodemverbeteraar. Een gezonde bodem is immers de bodem onder het bestaan van elk mens. Als factchecker besloot hij bovengronds te onderzoeken hoe de vlag erbij hing.

Zijn familie en leerlingen zwaaiden hem uit. Bovengronds gearriveerd moest Monter eerst verzinnen hoe hij de weg kon vinden met zijn kleine oogjes. Onder de grond was het altijd donker, daar vond hij de weg via zijn snorharen. Het leek hem verstandig om bij de bovengrondsen te kunnen zien, zodat hij de situatie goed in zich kon opnemen. Gelukkig wilde goede vriend Kraaltje de kraai die al jaren bij het rietfilter woonde wel op zoek naar een brilletje. En naar de bewuste krant! Kraaltje had beide een paar uur later van het terras van Herberg Sellingen gebietst. Monter duwde zijn bril stevig op zijn neus en ging er eens goed voor zitten. Een dikke traan liep over zijn wangen… Het was waar, dit dachten de bovengrondsen echt! En hij wist dat ze zwaar geschut konden inzetten om van mollen af te komen. Zo was hij in zijn lange mollenleven al heel wat argeloze familieleden verloren.

Wil je de rest van het sprookje lezen? Klik hier en ga naar de website van Rineke. Daar vind je het hele verhaal.